Inhoud van de afzonderlijke disciplines
We vermelden slechts de hoor- en
werkcolleges, die elke cyclus herhaald worden. Voor de vrije hoor- en werkcolleges
en voor die colleges, die worden uitgeschreven met betrekking tot thematische
gebieden of verschillende historische periodes (vooral op literair gebied)
wordt steeds voor aanvang van elk semester een programma gemaakt. We raden
de studenten aan om voor aanvang van elk semester de aankondigingen op
de afdeling, resp. het collegerooster voor het volgend semester te raadplegen.
a) taalonderwijs
1. Taaloefeningen (voor de eerste
cyclus)
De taaloefeningen zijn geconcipieerd
als een intensieve cursus praktische taalverwerving (eerste en tweede semester),
waarin de student (beginner) fundamentele grammaticale structuren en taalavaardigheden
aanleert op zo´n wijze, dat hij zich in gewone levenssituaties kan
redden. Systematische aandacht wordt besteedt aan de opbouw en uitbreiding
van de woordenschat met het doel, dat de student in zo´n kort mogelijke
tijd het onderwijs in vakken als linguistiek, literatuurwetenschap) in
het Nederlands kan volgen en tevens vakliteratuur in deze taal kan bestuderen.
In het derde, vierde en vijfde semester
worden werkcolleges aangeboden, waarin aandacht geschonken wordt op de
verdieping en uitbreiding van de verkregen vaardigheden. De werkcolleges
en taaloefeningen zijn gericht op luisteroefeningen, het lezen van teksten
met begrip, de mondelinge en schriftelijke uitingsvaardigheid.
In het vierde en vijfde semester
wordt één uur werkcollege gewijd aan de studie van de realia
van de Nederlandstalige landen op zo´n wijze, dat de student kennis
neemt van het gehele spectrum van het culturele, politieke en economische
leven van het vermelde taalgebied. Controle van de kennis van de realia
vormt een onderdeel van het PZK.
Controlevormen
van de studie:
Testimonium wordt afgelegd na het
eerste, tweede en derde semester
Aangeraden wordt het tentamen na
het vierde semester af te leggen, maar kan op elk willekeurig moment afgelegd
worden, niet later echter dan in het vijfde semester (voor het PZK).
Eisen voor het tentamen in de eerste
cyclus:
1) Het eerste gedeelte:
a) een grammaticale test controleert
de kennis van de grammaticale structuren
b) tekstbegrip
c) vertaling van moeilijkere structuren
2) Een mondeling gedeelte: tekstanalyse,
reproductie
2. Taaloefeningen (voor de tweede
cyclus)
De taaloefeningen in de tweede cyclus
vergroten en verdiepen de kennis en de vaardigheden die in de eerste cyclus
zijn verkregen; opnieuw wordt aandacht geschonken aan de vier fundamentele
vaardigheden, en bij de oefeningen wordt een hogere moeilijkheidsgraad
behaald. Analyse van verschillende types teksten, uitbreiding van de woordenschat,
zelfstandige mondelinge en schriftelijke taaluiting.
Controlevormen
van de studie:
Testimonia krijgt de student na
het zevende en achtste semester.
Het tentamen moet voor het negende
semester afgelegd worden.
Eisen voor het tentamen in de tweede
cyclus:
1) Het schriftelijk gedeelte:
a) luistertekst met begripsvragen
(moeilijke tekst)
b) uitwerking van een vrij thema
2) Het mondelinge gedeelte: tekstanalyse
uit het gezichtspunt van morfologische en syntactische structuren, structuurtransformaties,
woordenschatanalyse
b) taalwetenschap
1. Inleiding in de studie van het
Nederlands
Een propedeutische studie, waarvan
het doel de kennismaking met de fundamentele begripsbenaming en terminologie
van de taalwetenschapsstudie is. Het is het uitgangspunt van de afzonderlijke
taalwetenschappelijke disciplines.
Spraak, taal, taaluiting. Eigenschap
en functie van taal. Begrip van het taalteken. Subsystemen van de taal,
paradigmatische en syntagmatische relaties tussen de eenheden. Taalwetenschappelijke
disciplines, interdisciplines, toegepaste taalwetenschap. Taalwetenschappelijke
methodologie en terminologie. De fundamentele geschiedenislijnen van de
taalwetenschap. De karakteristiek van het Nederlands in het kader van de
germaanse talen. De ontwikkeling en de stand van zaken van de Tsjechische
taalwetenschappelijke germanistiek.
2. Fonetiek en fonologie
De inhoud van de cursus in de synchrone
beschrijving van de fonetiek en de fonologie van het Nederlands op contrastieve
Nederlands-Tsjechische basis. In de minimale omvang is tevens een kennismaking
met de fundamentele problematiek van de klankbouw van de taal en de algemene
spraak opgenomen. Praktische oefeningen zijn gericht op het verkrijgen
van zowel uitspraak- als perceptiegewoontes en tevens de methodiek die
noodzakelijk is om een geleidelijke verbetering van de vaardigheden in
beide richtingen te verkrijgen. De materiële basis voor de oefening
van de uitspraak en de intonatie is de schriftelijke standaard van het
moderne Nederlands; luisteroefeningen omvatten tevens materiaal afkomstig
uit niet-standaardlagen.
3. Morfologie van het huidige Nederlands
Een vak, dat de student kennis laat
maken met de grammaticale bouw van het moderne Nederlands. Morfologie en
haar functie. Het morfeem en haar functie. De morfologie van woordsoorten.
Een contrastieve blik uit Tsjechisch oogpunt.
Controlevormen:
Tentamen na het derde semester.
Onderdeel van het tentamen vormt een schriftelijk werkstuk over morfologie.
4. Morfologie en de syntax van het
moderne Nederlands
Een fundamenteel vak, waarvan het
doel de verdieping van de kennis van de grammaticale bouw van de moderne
geschreven taal is, een kennismaking met haar ontwikkelingstendensen, een
confrontatieve blik uit Tsjechisch oogpunt. De grammaticale bouw van de
mededeling in het moderne Nederlands. Woordvolgorde, intonatie. Het communicatieve
zinsmodel. De actuele zinsgeleding. Fundamentele begrippen van de zinssemantiek.
Controlevormen:
Als regel een tentamen na het vierde
semester, uiterlijk voor het PZK.
5. Grammatica (woordvorming, lexicologie)
Woordvorming. Het thema van de hoorcolleges
van deze discipline is de kennismaking met de fundamentele woordvormingsmethoden
en met factoren, die beslissend zijn voor de wijze van vorming van een
nieuwe benaming of een woord. De overname van woorden uit vreemde talen.
Conversie, afleiding, vorming, meerwoordelijke benoeming, de vorming van
afkortingen.
Het werkcollege bij de gegeven
discipline wijdt zich aan de praktische analyse van teksten uit verschillende
stilistische omgevingen, de beoordeling van de productiviteit van woordvormende
modellen en ontwikkelingstendensen in het moderne Nederlands.
Lexicologie. De hoorcolleges leiden
de student in tot de structuur en het systeem van de woordenschat. Aspecten
en eenheden van het lexicon. Paradigmatische woordenboeken. De syntagmatiek
van het woordenboek.
Onderwerp van de werkcolleges is
de toepassing van de verkregen theoretische kennis met een bijzondere nadruk
op de uitbreiding van de woordenschat.
Controlevormen
van de studie:
Voor het einde van het negende
semester moet een tentamen worden afgelegd.
6. Ontwikkeling van het Nederlands
Een fundamentele historielinguistische
cursus, waarvan het doel de kennismaking met de eerste ontwikkelingsfases
van het Nederlands omvat, evenals de variëteiten ervan. Synchronie
en diachronie in de taalwetenschap. Het begrip taalveranderingen: redenen,
verbreidingen, de acceptatie van een taalgemeenschap. De ontwikkeling van
afzonderlijke subsystemen. In aanvullende hoor- en werkcolleges wordt de
student bekendgemaakt met de fundamenten van het Gotisch, het Fries en
het Afrikaans.
Controlevorm:
tentamen.
7. Tekstlinguistiek
Een fundamenteel vak, waarvan het
doel de verklaring van de taken van de tekstlinguistiek is, evenals de
applicatie van analyseresultaten, en de productie van teksten.
Zin en tekst, propositie- en communicatiebegrip
van een tekst. Het vak tekstlinguistiek.. Coherentie, cohesie; de teksteenheid;
tekststructuur, inhoud, het thema en de informatieve kern van een tekst;
tekstniveau, horizontale en verticale geleding. De functie van anaforen,
kataforen, connectoren, geledende signalen, partikels.
Het functionele zinsperspectief
en de tekst. Tekstsoorten. Dialoogtekst.
c) Literatuurwetenschap
1. Inleiding in de geschiedenis
en de cultuur van het Nederlands
De cursus concentreert zich vooral
op een doelmatig overzicht van de geschiedenis van Nederland en België
vanaf het begin van de geschiedkundige periode tot aan het heden.
Een grote nadruk wordt gelegd op
de wederzijdse verhoudingen van Nederland en onze landen in de 16e en de
17e eeuw en verder in de 19e en 20e eeuw. De eigen geschiedenis van Nederland
wordt aangevuld met een vergelijkend overzicht van de geschiedenis van
andere Europese landen. De afzonderlijke hoofdstukken worden aan Zuid-Afrika
en de voormalige Nederlandse koloniën gewijd. Voor het testimonium
moeten enkele historische werken worden gelezen volgens de aanwijzingen
van de docent (in het bijzonder J. Polišenský: Nizozemská
politika a Bílá Hora of J. Polišenský: Tragic Triangle,
resp. Enkele secundaire werken over de Nederlandse schilderkunst).
2. Inleiding in de literatuurstudie
Een propedeutische cursus, waarvan
het doel is de studenten te laten kennismaken met de fundamenten van de
literatuurwetenschap en hen een theoretische voorbereiding te geven voor
een eigen bestudering van de literatuurstudie en voor het werk tijdens
literaire werkcolleges.
Onderwerp, taken en disciplines
van de literatuurwetenschap. Hulpdisciplines: textologie, bibliografie;
het werk met vakliteratuur, de vorm van de literatuurwetenschappelijke
tekst, citeren, notenapparaat, editie. De geschiedenis van de literatuur:
het historisch begrip, periodisering, types geschiedkundige werken, handboeken.
Comparatisme, wereldliteratuur, literaire kritiek. Het voorwerp van de
literatuurtheorie: kunstzinnige literatuur, schoonheid, waarachtigheid
van het literaire werk, literatuur als teken, kunstzinnige verbeelding,
de structuur van een tekst, inhoud - vorm. Hermeneutiek, interpretatiemethodes
van een tekst. Receptie en werking van literatuur, literatuur en maatschappij,
literatuursociologie. Genres, narratologie, poetica en metriek, fundamentele
poëtische termen.
Voor het tentamen (voor het einde
van het tweede semester) overlegt de student 20 bibliografische bladen
met een bondige annotatie van twintig boeken die in het Nederlands zijn
vertaald. De keuze is willekeurig, men kan zich laten leiden door Bibliografie
pøekladù z nizozemštiny a slovenštiny od roku 1890 do 1993
(Krijtová, Pellar, Schürová), uitgegeven door de Jednota
tlumoèníkù a pøekladatelù 1994.
Verder moet elke student voor het
tentamen een tenminste vijf bladzijden schriftelijke analyse van één
van deze vertalingen overleggen. Uit de analyse moet blijken dat de student
de poëtica begrijpt, die wordt gestaafd door voorbeelden uit de geanalyseerde
tekst.
3. Nederlandse literatuur
I en II (eisen voor de attestatie)
Een cursus met een duur van vier
semesters, waarvan het doel de kennismaking met de geschiedenis van de
Nederlandse literatuurgeschiedenis is vanaf het begin tot de beweging van
de Tachtigers in de laatste vijfentwintig jaar van de 19e eeuw. (Stof wordt
ruwweg bepaald door de Prùvodce nizozemské literatury tot
bladzijde 150.) De studenten bereiden zich voor door zelfstudie, het Nederlands
materiaal wordt door de docent aangepast en wordt met zijn hulp doorgenomen.
Behalve dat worden op werkcolleges
moderne teksten doorgenomen, waarover tot op dat moment nog niet op hoorcolleges
werd gesproken. Voor het einde van het vijfde semester leest de student
minstens 500 bladzijden primaire literatuur in het Nederlands, waarbij
het kan gaan om verhalen en korte novellen. De annotatie op de achterkant
van de tien bibliografische bladen, die hij voor het testimonium afgeeft,
wordt reeds in het Nederlands geschreven.
Als regel overlegt elke deelnemer
aan het literair werkcollege in het vijfde semester een analyse van tenminste
8 bladzijden van een van de gelezen werken, die tot op heden nog niet in
het Tsjechisch werden vertaald. Een deel van het werk wordt in het Nederlands
geschreven, een meer diepgaande analyse kan in het Tsjechisch worden geschreven.
De auteur van het werk moet laten zien, dat hij de terminologie uit de
syllabus Verhaalanalyse kent en kan toepassen. Voor het PZK wordt eveneens
een oriëntatie in de Nederlandse secundaire literatuur vereist en
een zelfstandige studie van het Nederlandse materiaal (volgens instructies
die iedereen in het begin van het derde semester ontvangt).
Er wordt aangeraden om - en in het
geval van een attestatie wordt dat ook met punten gewaardeerd - de hoorcolleges
literatuurtheorie bij de afdeling Tsjechische literatuur te volgen. Tevens
zijn estheticacolleges en kunstgeschiedeniscolleges geschikt.
4. Nederlandse literatuur III, IV
en V
In de loop van de tweede cyclus
moet men de geschiedenis van de in het Nederlands geschreven literatuur
van het Koninkrijk der Nederlanden en België tot op heden kennen.
De Afrikaanse literatuur wordt slechts cursorisch behandeld. Er wordt nadruk
gelegd op tekstinterpretatiemethodes.
Omdat de hoor- en luistercolleges
op specifieke thema´s zijn gericht en niet de gehele omvang van de
discipline dekken, wordt een zelfstandige studie van de Nederlandse bronnen
verondersteld, en dat niet alleen van de vakliteratuur in boekvorm, maar
ook van literaire kritieken, recensies, studies en artikelen, waarvan de
student een lijst maakt ten behoeve van testimonia.
Een vooronderstelling voor het afleggen
van het tentamen is behalve het verkrijgen van testimonia tevens het overleggen
van een in het Nederlands geschreven werkstuk over de literatuurtheorie.
Na overleg met de docent kiest de student enkele literatuurtheoretische
werken, die hij bestudeert, eventueel vergelijkt met andere werken, uiteindelijk
aantekeningen uit het gelezene gebruikt voor de analyse van een Nederlands
werk. Uit de resultaten moet blijken, dat hij de terminologie kent, in
staat is om de gekozen methode toe te passen, in staat is tot polemiseren
en een zich een eigen mening te vormen. Bij de beoordeling van het werk
wordt gelet op idiomatisch Nederlands, juiste citering en gebruik van notenapparaat
e.d.
Er wordt aangeraden om - in het
geval van een attestatie wordt dit ook met punten gewaardeerd - hoor- en
werkcolleges op het gebied van esthetiek en kunstgeschiedenis te bezoeken.
Zeer geschikt is ook een voorbereiding van enkele semesters op het gebied
van de werkcolleges vertaling van bellettrie.
Een lijst van aangeraden primaire
en secundaire literatuur wordt elke cyclus aangepast en wordt in een voldoende
aantal exemplaren aan alle deelnemers aan werkcolleges verschaft.
d) Specialisaties
Specialisaties kunnen bedreven worden
door het kiezen van facultatieve hoor- en werkcolleges tijdens de tweede
cyclus. Steeds wordt voor aanvang van het semester een bepaald aanbod bekend
gemaakt. Ze kunnen zowel literair als taalkundig van karakter zijn.
Literaire hoor- en werkcolleges
kunnen comparatief van karakter zijn: het vergelijken van werken van een
bepaalde auteur, thematiek in een bepaalde periode. Een auteur kan het
uitgangspunt voor een aantal colleges zijn.
Vertaalcolleges kunnen worden aangeboden
met nadruk op: zakelijk en juridisch vertalen, literair vertalen.
Zakelijke communicatie is het uitgangspunt
van een reeks colleges gedurende één semester in de tweede
cyclus: vergadertechniek, de opstelling van allerlei brieven en communiqués.
Fries en Afrikaans kan uitgebreider
worden bestudeerd gedurende een aantal semesters.
Kinderliteratuur in Nederland is
een betrekkelijk nieuwe mogelijkheid en kan gedurende één
semester gegeven worden.